Jan Reymenams
Met natte voeten! Water in de stad
Iemand zei ooit: ‘Een stad zonder rivier is geen stad.’ Zonder Demer zou Aarschot nooit geweest zijn wat het nu is, zelfs niet bestaan hebben. We hadden de rivier nodig om ons bier te koken en ons graan te malen. Zde Demer trok een grens en was onmisbaar voor onze bescherming. Scheepvaart was welvaart.
Vandaag is de Demer niet meer dan een aardig decor. We laten haar links liggen en bewonderen de fonteinen op de markt. Ooit werd ze besmeurd, tussen dijken geketend en in stukken gesneden. Niet te verwonderen dat ze bijwijlen terugsloeg en over het land stroomde.
Deze wandeling verhaalt van het leven langs de rivier, van de amer, van de watermolens, van de ruzie tussen molenaars en aangelanden, van de vesten, van de laken, van de bruggen, van de stadsvernieuwing... Maar ook van openluchtzwembaden en de furie van de lijnvissers tegen de verrotting.
En er is meer water in de stad dan de Demer alleen. Stadspompen waren het prestige van de magistraat, maar ook bron van typhus en cholera. Aarschot sloot in 1919 als eerste aan bij de Nationale Maatschappij der Waterwerken, maar pas in 1930 stroomde er water uit de kraan. De wederopbouw was geïnspireerd door de droom van het ‘Kolenkanaal’. Er was Cristal Monopole.
Een ander iemand zei ‘Water maakt de stad.’